1 Toen iedereen aan de overkant was, zei de Heer tegen Jozua:
2 "Zeg nu tegen de twaalf mannen die jullie uit de twaalf stammen hebben uitgekozen:
3 'Haal twaalf stenen hier uit het midden van de Jordaan, van de plek waar de priesters staan. Neem die twaalf stenen mee naar het tentenkamp dat jullie voor de nacht zullen opzetten.' "
4 Toen riep Jozua de twaalf Israëlieten die waren aangewezen, uit elke stam één.
5 Hij zei tegen hen: "Ga naar het midden van de Jordaan, waar de priesters met de kist van het verbond van jullie Heer God staan. Til daar allemaal één steen op je schouder, zodat er evenveel stenen als stammen van Israël zullen zijn.