Klaagliederen 1:3-9 BB

3 De bewoners van Juda zijn gevangen meegenomen.Wie achterbleef, is gevlucht voor de ellende en de slavernij.De bewoners van Juda wonen verspreid over andere volken,maar ze hebben geen rust.Overal worden ze achtervolgd.

4 De wegen naar Jeruzalem treuren,omdat er niemand nog voor een feest naar Jeruzalem komt.De poorten van de stad zijn leeg.De priesters en de vrouwen zuchten en klagen.Jeruzalem is er vreselijk aan toe.

5 Haar vijanden hebben haar overwonnen.Zij hebben het goed.De Heer heeft Jeruzalem gestraft voor al haar slechtheid.Al haar bewoners werden gevangen meegenomen.Ze werden voor de vijand uit gedreven.

6 Jeruzalem heeft al haar schoonheid verloren.Haar leiders werden opgejaagd als herten.Uitgeput lopen ze voor de vijand uit.

7 In deze tijd van ellende kan Jeruzalem niet vergetenhoe prachtig ze vroeger was.Nu is ze leeg, want de bewoners zijn door de vijand gevangen genomen.Niemand kwam haar te hulp.Haar vijanden lachen als ze de verwoeste stad zien.

8 Jeruzalem is zwaar gestraftvoor de vreselijke dingen die ze heeft gedaan.Niemand wil nog met haar omgaan.Iedereen die haar eerst bewonderde,wil nu niets meer met haar te maken hebben.Want ze heeft helemaal niets meer.Ze staat erbij als een naakte vrouw.Jeruzalem zelf buigt vol schaamte het hoofd.

9 Haar kleren waren van top tot teen vuil.Maar nooit had ze gedacht dat het zo met haar zou aflopen. Er is niets van haar overgebleven.Er is niemand die haar troost. Ze roept uit:"Heer, zie eens hoe vreselijk dit is!Heer, zie hoe de vijand opschept over wat hij met mij heeft gedaan!