44 dan heeft hij een besmettelijke huidziekte. De priester zal hem zeggen dat hij onrein is. Zijn hoofd heeft een besmettelijke huidziekte.
45 Iemand die een besmettelijke huidziekte heeft, moet in gescheurde kleren lopen. Hij moet zijn haar los laten hangen en een doek voor zijn mond doen en roepen: 'Onrein! Onrein!'
46 Zolang hij de ziekte heeft, blijft hij onrein. Hij moet apart wonen, buiten het tentenkamp.
47 In wollen of linnen kleren kan een besmettelijke schimmel komen.
48 Die kan ook ontstaan in dingen die van leer gemaakt zijn.
49 Als de beschimmelde plek in het kledingstuk of in het leer groenachtig of roodachtig is, dan is het een besmettelijke schimmel. De priester moet ernaar kijken.
50 Hij moet de beschimmelde plek bekijken en het kledingstuk zeven dagen apart leggen.