30 Jullie moeten elke week de heilige rustdag vieren. Ook moeten jullie ontzag hebben voor mijn heiligdom. Ik ben de Heer.
31 Jullie mogen niet aan de geesten van gestorven mensen of aan waarzeggende geesten om raad gaan vragen. Want als jullie hen wel om raad vragen, worden jullie onrein. Ik ben jullie Heer God.
32 Jullie moeten oude mensen met respect behandelen. Jullie moeten ontzag hebben voor jullie Heer God. Ik ben de Heer.
33 Als er een vreemdeling bij jullie in het land komt wonen, dan mogen jullie hem niet slecht behandelen.
34 Een vreemdeling moet net zo behandeld worden als een Israëliet. Jullie moeten net zoveel van hem houden als van jezelf. Want jullie zijn [ zelf ook ] vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben jullie Heer God.
35 Jullie mogen niet op een oneerlijke manier zaken doen. Jullie mogen niet oneerlijk zijn met het afmeten van lengte, gewicht of inhoud.
36 Jullie moeten een zuivere weegschaal, zuivere gewichten en zuivere maatbekers gebruiken. Ik ben jullie Heer God, die jullie uit Egypte heeft bevrijd.