5 Als jullie Mij een dank-offer brengen, offer het dan op de manier die Ik jullie gezegd heb. Alleen dan ben Ik er blij mee.
6 Jullie mogen ervan eten op de dag dat je het offert, en op de dag erna. Maar wat er op de derde dag nog van over is, moeten jullie verbranden.
7 Als jullie er op de derde dag toch nog van eten, doen jullie iets wat Ik walgelijk vind. Ik zal dan niet blij zijn met het offer.
8 Iemand die er dan van eet, is schuldig. Want hij heeft met iets dat alleen voor Mij was, gedaan alsof het iets heel gewoons was. Zo iemand moet gedood worden.
9 Als jullie de oogst van je land binnenhalen, mogen jullie de rand van het veld niet afmaaien. En wat tijdens het oogsten op de grond valt, mogen jullie niet oprapen.
10 Ook mogen jullie je wijngaard niet helemaal leegplukken. Druiven die op de grond vallen, mogen jullie niet oprapen. Alles wat van de oogst op de grond valt, moeten jullie laten liggen voor de arme mensen en de vreemdelingen. Ik ben jullie Heer God.
11 Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen.