48 dan mag de man die zich verkocht heeft, zich door zijn familie laten vrijkopen. Eén van zijn broers of een oom of een neef mag hem vrijkopen.
49 Eén van zijn naaste familieleden mag hem vrijkopen. Hij mag ook zichzelf vrijkopen als hij daar weer genoeg geld voor heeft.
50 Hij moet samen met de man die hem gekocht heeft de prijs bepalen die betaald moet worden. Die hangt af van de prijs waarvoor hij zichzelf verkocht heeft, en van het aantal jaren dat nog komt tot het volgende Jubeljaar. Het loon dat een knecht in een jaar verdient, is het uitgangspunt.
51 Als er nog veel jaren komen vóór het volgende Jubeljaar, is de prijs die hij moet betalen hoger.
52 Als er nog maar weinig jaren komen vóór het volgende Jubeljaar, is de prijs lager.
53 Hij moet die jaren als een gehuurde knecht worden behandeld. Je mag niet hard voor hem zijn.
54 Maar als hij niet wordt vrijgekocht, komt hij in het Jubeljaar vrij, met zijn gezin.