1 De Heer zegt: En jij, Betlehem, bent wel één van de kleinste dorpen in Juda, maar in jou zal mijn Koning geboren worden. Hij zal over Israël heersen. Hij is er altijd al geweest, al van eeuwigheid af aan.
2 De Heer geeft zijn volk in de macht van hun vijanden, totdat die Heerser is geboren. Dan zullen de mensen die de gevangenschap in andere landen hebben overleefd, terugkomen bij het volk Israël.
3 En de Koning zal aan de macht blijven. Hij zal als een herder voor hen zorgen, in de kracht van de Heer. De macht en majesteit van zijn Heer God zal in Hem te zien zijn. Dan zullen de mensen in vrede wonen, want Hij zal over de hele wereld regeren.
4 Hij zal vrede zijn.Als Assur in ons land komt en onze paleizen binnenvalt, zullen wij zeven leiders tegenover hem zetten, ja, acht leiders van mensen.
5 Zij zullen met geweld heersen over het land Assur, het land van Nimrod . Zo zal Hij ons bevrijden van Assur als Assur ons land binnenvalt.
6 Wie er van het volk Israël zijn overgebleven, zullen over de andere volken verspreid worden. Daar zullen ze een zegen van de Heer zijn, zoals de dauw en de regen een zegen zijn voor het gras waar geen mens voor zorgt.
7 Die rest van Israël zal sterk zijn tussen de andere volken, zo sterk als een leeuw onder de andere wilde dieren. Hij zal zijn als een jonge leeuw bij een kudde schapen. Als hij aanvalt, verscheurt hij, zonder dat iemand zijn prooi kan redden.