16 Sabbetai en Jozabad hadden de leiding over de Levieten die buiten de tempel werkten.
17 Mattanja, de zoon van Micha, die een zoon was van Zabdi, die een zoon was van Asaf, was de leider van het koor. Hij was de voorzanger bij het gebed. Hij werd daarbij geholpen door Bakbukja en Abda, de zoon van Sammua, die een zoon was van Galal, die een zoon was van Jedutun.
18 In totaal woonden er 284 Levieten in Jeruzalem.
19 De leiders van de poortwachters waren: Akkub, Talmon en de andere mannen uit hun familie. Zij hielden de wacht bij de poorten. Er waren 172 poortwachters.
20 De rest van de Israëlieten, priesters en Levieten woonde in de andere steden in Juda. Ieder was gaan wonen in het gebied dat altijd van zijn familie was geweest.
21 De tempelknechten woonden op de heuvel Ofel. Ze stonden onder leiding van Ziha en Gispa.
22 Het hoofd van de Levieten in Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Mattanja, die een zoon was van Micha, uit de familie van Asaf. De familie van Asaf deed dienst als zangers in de tempel van God.