9 Ik kwam bij de bestuurders van het gebied ten zuiden van de Rivier. Ik gaf hun de brieven van de koning. De koning had mij ook soldaten en ruiters meegegeven.
10 Toen Sanballat uit Bet-Horon en zijn Ammonitische ambtenaar Tobia dat hoorden, waren zij er woedend over dat er iemand was gekomen om iets goeds te doen voor de Israëlieten.
11 Zo kwam ik in Jeruzalem. Toen ik daar drie dagen was,
12 ging ik 's nachts met een paar mannen op onderzoek uit. Ik had niemand verteld wat God mij op het hart had gelegd om voor Jeruzalem te doen. Ik nam maar één rijdier mee, namelijk de ezel waar ik op reed.
13 Zo vertrok ik 's nachts door de Dalpoort. Ik ging in de richting van de Drakenbron en de Aspoort. Ik onderzocht de muren van Jeruzalem die waren afgebroken en de poortdeuren die waren verbrand.
14 Daarna ging ik verder naar de Bronpoort en de Koningsvijver. Daar kon het dier waar ik op reed niet verder.
15 Daarom klom ik die nacht te voet door de beek naar boven en onderzocht de muur. Daarna ging ik door de Dalpoort terug naar huis.