11 Aan het volgende stuk werkten Malkia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahat-Moab. Zij herstelden ook de Bakoventoren.
12 Daarnaast werkte Sallum, de zoon van Lohes. Hij was de bestuurder van de andere helft van Jeruzalem. Hij werkte daar met zijn dochters.
13 De Dalpoort werd hersteld door Hanun en de bewoners van Zanoa. Ze herbouwden de poort en zetten er deuren met sloten en grendels in. Verder herbouwden ze de muur tot aan de Aspoort. Dat was een stuk van ongeveer 1000 el [ (450 m) ].
14 De Aspoort werd hersteld door Malkia, de zoon van Rechab, de bestuurder van Bet-Kerem. Hij herbouwde de poort en zette er deuren met sloten en grendels in.
15 De Bronpoort werd hersteld door Sallum, de zoon van Kolhoze, de bestuurder van Mizpa. Hij herbouwde de poort, maakte hem van boven dicht en zette er deuren met sloten en grendels in. Verder repareerde hij de muur vanaf de vijver waar de waterleiding naar de paleistuin liep, tot aan de trappen van de burcht 'Stad van David.'
16 Verderop werkte Nehemia, de zoon van Azbuk, de bestuurder van de ene helft van Bet-Zur. Hij werkte aan het stuk muur dat liep vanaf de graven van de koningen tot aan de vijver en het 'Huis van de Helden.'
17 Naast hem werkten de Levieten onder leiding van Rehum, de zoon van Bani. Daarnaast werkte Hasabja, de bestuurder van de ene helft van Kehila, namens de bewoners van Kehila.