13 Ze hoopten dat ik Semaja zou geloven en iets zou doen wat God verboden had. Dan zouden ze mij ergens van kunnen beschuldigen en zouden de mensen slecht van mij gaan denken.
14 – Mijn God, vergeet niet wat Tobia en Sanballat allemaal hebben gedaan. Ook niet wat de profetes Noadja en de andere profeten hebben gedaan om mij bang te maken.
15 Op de 25e dag van de maand Elul was de muur af. We hadden er 52 dagen aan gewerkt.
16 Ook onze vijanden hoorden dat de muur af was. Toen werden ze bang voor ons. Ze waren onder de indruk, want ze begrepen dat onze God ons had geholpen om dit grote werk te doen.
17 In die tijd schreven de belangrijke mensen veel brieven aan Tobia, en Tobia schreef weer aan hen.
18 Want een groot aantal belangrijke mensen in Juda had trouw gezworen aan Tobia, omdat hij getrouwd was met een dochter van Zechanja, de zoon van Ara en omdat zijn zoon Johanan getrouwd was met de dochter van Mesullam, de zoon van Berechja.
19 Ze vertelden mij allerlei goede dingen over Tobia en vertelden Tobia alles wat ik zei. Tobia stuurde mij brieven waarin hij probeerde mij bang te maken.