3 Ik zei tegen hen: "De poorten van Jeruzalem mogen pas geopend worden als de zon heet wordt. De poortwachters moeten op wacht blijven staan totdat ze de deuren weer sluiten. Jullie moeten controleren of ze de grendels er op gedaan hebben. Ook moeten er overal wachtposten neergezet worden. Zij moeten in Jeruzalem wonen. Elke wachtpost moet het stuk muur tegenover zijn eigen huis bewaken."
4 De stad was ruim en groot, maar er woonden nog maar weinig mensen. Er waren nog geen huizen herbouwd.
5 Toen zei God tegen mij dat ik de belangrijke mensen, de leiders en het volk bij elkaar moest roepen. Ik wilde dat ze zich allemaal op de namenlijsten zouden laten inschrijven. Ik zocht de namenlijst op van de mensen die het eerst naar Juda waren teruggekomen. Daarin las ik:
6 Dit zijn de namen van de mannen die door Nebukadnezar, de koning van Babel, gevangen waren meegenomen en die nu terug zijn gegaan naar Jeruzalem en Juda, ieder naar de stad waar hij vandaan kwam.
7 Zij zijn meegegaan met Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Azarja, Raämja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Misperet, Bigvai, Nehum en Baëna. Dit zijn de aantallen Israëlieten per familie:
8 2172 mannen uit de familie van Paros.
9 372 mannen uit de familie van Sefatja.