22 Ze trokken door het Zuiderland, tot aan Hebron. Daar woonden Ahiman, Sesai en Talmai, uit de familie van Enak . (Hebron is zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan in Egypte.)
23 Toen ze in het Eskol-dal gekomen waren, sneden ze daar een tak met een tros druiven af. Die tros was zó zwaar, dat ze hem met z'n tweeën aan een draagstok moesten dragen. Ook namen ze granaatappels en vijgen mee.
24 Ze noemden dat dal Eskol [ (= 'tros') ], omdat ze daar de druiventros hadden afgesneden.
25 Na 40 dagen kwamen ze terug in het kamp in Kades in de Paran-woestijn.
26 Ze gingen naar Mozes en Aäron en het hele volk van de Israëlieten en vertelden wat ze allemaal hadden gezien. Ook lieten ze de vruchten van het land zien die ze hadden meegebracht.
27 Ze vertelden: "We kwamen in het land waar jullie ons heen gestuurd hadden, en ja, het is een prachtig en vruchtbaar land. Dit zijn de vruchten die daar groeien.
28 Maar het volk dat er woont, is sterk. En de steden zijn groot en hebben sterke muren. En we hebben er Enakieten gezien! Dat zijn reuzen!