11 Zó moeten jullie elk schaap, elke geit en elk rund offeren.
12 Het maakt niet uit hoeveel dieren jullie offeren. Elk dier moet je zó offeren.
13 Iedereen die als Israëliet geboren is, moet op deze manier een vuur-offer aan Mij geven. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.
14 En als een vreemdeling die bij jullie woont, of een vreemdeling die al families lang bij jullie woont, Mij een vuur-offer wil geven, moet hij hetzelfde doen als jullie. Alleen dan ben Ik er blij mee.
15 Voor iedereen, Israëliet of vreemdeling, is er maar één wet.
16 Het is een eeuwige wet die geldt voor iedereen die als Israëliet geboren is en voor iedereen die als vreemdeling bij jullie woont."
17 De Heer zei tegen Mozes: