1 Korach, de zoon van Jizhar, die een zoon was van Kehat, uit de stam van Levi, kwam tegen Mozes in opstand. Datan en Abiram (zonen van Eliab), en On (de zoon van Pelet), alle drie uit de stam van Ruben, deden met hem mee.
2 Er sloten zich nog 250 andere mannen bij hen aan. Het waren allemaal leiders van het volk, belangrijke mannen. Met z'n allen gingen ze naar Mozes en Aäron.
3 Ze dromden bij hen samen en zeiden tegen hen: "We hebben er genoeg van dat jullie vinden dat jullie onze leiders zijn. Want het hele volk is van God, en niet alleen maar jullie. De Heer woont bij het hele volk. Waarom moeten jullie dan zo nodig onze leiders zijn?"
4 Toen Mozes dat hoorde, liet hij zich voor de Heer op de grond vallen.
5 En hij zei tegen Korach en alle mannen die met hem meededen: "Morgenvroeg zal de Heer laten weten wie Hij heeft uitgekozen om Hem te dienen. En alleen hij zal Hem mogen dienen.
6 Doe het volgende: breng allemaal een vuurpan, jij, Korach, en iedereen die met je is meegekomen.
7 Doe daar vuur in en leg er wierook voor de Heer op. Dan zal de Heer aanwijzen wie Hem mag dienen. Wees hier tevreden mee, Levieten!"