19 Daarna moet de priester het gekookte schouderstuk van het mannetjes-schaap neerleggen op de open handen van de naziréeër. Hij moet er één ongegist brood en één ongegiste dunne koek uit de mand op leggen.
20 De priester moet ze naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Daarna zijn ze voor de priester, samen met de delen die altijd al voor hem zijn van een beweeg-offer. Namelijk het borststuk en de rechter schouder die hij naar Mij omhoog heeft gehouden en heen en weer heeft bewogen. Hierna mag de naziréeër weer wijn drinken.
21 Dit zijn de regels voor de naziréeër. Verder moet hij ook de offers brengen die hij aan Mij beloofd heeft toen hij zijn belofte deed."
22 De Heer zei tegen Mozes:
23 "Zeg tegen Aäron en zijn zonen: Zó moeten jullie de Israëlieten zegenen:
24 'Ik wens jullie toe dat de Heer met jullie zal zijn en jullie zal beschermen.
25 Dat Hij goed voor jullie zal zijn en voor jullie zal zorgen.