11 De Heer zei tegen Mozes: "Laat elke dag één leider zijn geschenk brengen wanneer het altaar plechtig in gebruik genomen gaat worden."
12 Op de eerste dag bracht de leider van de stam van Juda zijn geschenk. Dat was Nahesson, de zoon van Amminadab.
13 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels [ (1½ kilo) ] woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels [ (770 gram) ] woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met fijn meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer.
14 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels [ (110 gram) ] woog, gevuld met wierook.
15 Ook één jonge stier, één mannetjes-geit en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer.
16 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer.
17 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dit was het geschenk van Nahesson, de zoon van Amminadab.