41 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Selumiël, de zoon van Zurisaddai.
42 Op de zesde dag bracht de leider van de stam van Gad zijn geschenk. Dat was Eljasaf, de zoon van Rehuël.
43 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels [ (1½ kilo) ] woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels [ (770 gram) ] woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer.
44 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels [ (110 gram) ] woog, gevuld met wierook.
45 Ook één jonge stier, één mannetjes-geit en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer.
46 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer.
47 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eljasaf, de zoon van Rehuël.