1 De Heer zei tegen Mozes:
2 "Zeg tegen Aäron: Als je de olielampen [ op de kandelaar ] aansteekt, moet het licht van de zeven lampen naar de voorkant van de kandelaar schijnen."
3 Daarom zette Aäron de lampen zó op de kandelaar, dat het licht aan de voorkant van de kandelaar viel. Want zo had de Heer het Mozes bevolen.
4 De kandelaar was helemaal van massief goud gemaakt: de middelste steel, de zijarmen en de bloemversieringen. Mozes had de kandelaar laten maken volgens het voorbeeld dat de Heer hem had laten zien.
5 En de Heer zei tegen Mozes:
6 "Neem de Levieten uit de Israëlieten en maak hen klaar voor hun taak voor Mij.