16 Zo was het altijd: overdag bedekte de wolk de tent, en 's nachts het vuur.
17 Als de wolk opsteeg van boven de tent, reisden de Israëlieten verder. Op de plaats waar de wolk bleef stilstaan, zetten de Israëlieten hun tentenkamp weer op.
18 Als de Heer [ op die manier ] het bevel gaf [ om te vertrekken ], trokken de Israëlieten verder. En als de Heer [ op die manier ] het bevel gaf [ om het tentenkamp weer op te zetten ], zetten ze het tentenkamp weer op. Zolang de wolk op de tent van ontmoeting was, bleven ze waar ze waren.
19 Als de wolk lange tijd op de tent van ontmoeting bleef, dienden de Israëlieten de Heer bij de tent van ontmoeting en reisden ze niet verder.
20 Soms bleef de wolk maar een paar dagen op de tent van ontmoeting. Op het bevel van de Heer zetten ze het tentenkamp op, en op het bevel van de Heer trokken ze weer verder.
21 Soms was de wolk er van de avond tot de morgen. Als de wolk dan 's morgens opsteeg, trokken ze verder. Het maakte niet uit of het dag was of nacht, als de wolk opsteeg trokken ze verder.
22 Als de wolk langere tijd op de tent van ontmoeting bleef, bleven de Israëlieten ook al die tijd waar ze waren en trokken niet verder. Dat kon twee dagen duren of een maand of nog langer. Pas als de wolk opsteeg, trokken ze verder.