2 "De Israëlieten moeten het Paasfeest vieren op de dag die Ik heb aangewezen.
3 Vier het feest op de avond van de 14e dag van deze maand. Houd je daarbij aan alle wetten en regels die Ik daarvoor heb gegeven."
4 Toen beval Mozes de Israëlieten om het Paasfeest te vieren.
5 En op de avond van de 14e dag van de eerste maand vierden ze het Paasfeest in de Sinaï-woestijn. De Israëlieten deden precies wat de Heer aan Mozes bevolen had.
6 Nu waren er een paar mannen die onrein waren doordat ze een dode hadden aangeraakt. Daardoor konden ze die dag niet het Paasfeest vieren. Ze gingen aan Mozes en Aäron vragen wat ze doen moesten.
7 Ze vroegen hen: "Wij zijn onrein doordat we een dode hebben aangeraakt. Mogen wij nu niet samen met de andere Israëlieten het Paasfeest vieren?"
8 Mozes antwoordde: "Wacht hier, dan ga ik aan de Heer vragen wat jullie moeten doen."