1 Ook keek ik naar alle ellende onder de zon. Ik zag de tranen van de mensen die onderdrukt worden. En ze hadden niemand die hen troostte. En de mensen die hen onderdrukten, hadden de macht. Maar zij hadden óók niemand die hen troostte.
2 Daarom vond ik dat de mensen die al gestorven zijn, er beter aan toe zijn dan de mensen die nog leven.
3 En ik vond dat de mensen die nog niet geboren zijn, er nóg beter aan toe zijn. Want zij weten helemaal niets van alle slechte dingen die er onder de zon gebeuren.
4 Ook zag ik dat het harde werken en zwoegen van de mensen alleen maar anderen jaloers maakt. Ook dat is maar lucht en iets teleurstellends.
5 Het is wel waar dat je een dwaas bent als je je armen over elkaar slaat en niets doet, want dan verhonger je door je eigen luiheid.
6 Maar toch is een beetje rust beter dan veel gezwoeg en veel teleurstellingen.