8 Namelijk iemand die alleen is, zelfs zonder kind of broer, en die toch nooit ophoudt met zwoegen. Hij blijft verlangen naar meer rijkdom. Maar voor wie zwoegt hij dan? Voor wie ziet hij ervan af om rustig van het goede te genieten? Ook dit is maar lucht en iets verkeerds.
9 Het is beter om met z'n tweeën te zijn dan alleen. Want met z'n tweeën hebben ze een goede beloning bij hun gezwoeg.
10 Want als ze vallen, helpt de één de ander weer overeind. Maar als iemand alleen is en valt, wie helpt hem dan weer overeind?
11 En als ze liggen te slapen, houdt de één de ander warm. Maar hoe kan een mens warm worden als hij alleen is?
12 En als iemand alleen is, kan hij door iemand anders overwonnen worden. Maar twee mensen kunnen tegen een vijand standhouden. En als ze met z'n drieën zijn, zijn ze nóg sterker. Net zoals een driedubbel touw niet gauw zal breken.
13 Beter een arme jonge man die wijs is, dan een oude, onverstandige koning die van niemand goede raad wil aannemen.
14 Want de arme, wijze jonge man komt uit de gevangenis en wordt koning, terwijl de man die als koning geboren was, arm zal worden.