5 Zorg ervoor dat je niets verkeerds zegt. En zeg niet tegen de priester van God dat je belofte maar een vergissing was. Want je zou God boos maken met je woorden, zodat Hij je werk niet langer zegent.
6 Want net zoals de meeste dromen geen betekenis hebben, worden er ook heel veel dingen gezegd die de mensen niet menen. Praat dus niet te veel, maar heb liever diep ontzag voor God.
7 Wees er niet verbaasd over dat arme mensen in het land onderdrukt worden, en dat de rechtspraak oneerlijk is. Want de ene ambtenaar loert op de baan van de ambtenaar die boven hem staat. En de hogere ambtenaren loeren weer op de ambtenaren die boven hén staan.
8 Dan is het maar goed dat iedereen moet leven van de oogst van het land. Zelfs de koning heeft alleen te eten als het goed gaat met de landbouw.
9 Wie van geld houdt, heeft nooit genoeg geld. En wie van rijkdom houdt, verdient nooit genoeg. Ook dat is maar lucht.
10 Als iemand rijker wordt, heeft hij ook meer mensen die ervan moeten eten. En wat heeft de eigenaar er dan aan? Hij kan niet anders dan toekijken.
11 Iemand die hard werkt, slaapt heerlijk. Het maakt niet uit of hij veel of weinig heeft gegeten. Maar een rijk mens heeft zóveel gegeten, dat hij er niet van kan slapen.