2 Wees gehoorzaam aan de bevelen van de koning, omdat je aan God gezworen hebt dat je dat zal doen.
3 Wees niet bang voor hem, maar ga ook niet tegen hem in. Want de koning doet wat hij zelf wil.
4 Wat hij zegt, gebeurt. Wie zal hem vragen: "Wat doet u daar?"
5 Mensen die doen wat de koning beveelt, komen niet in moeilijkheden. Wijze mensen weten wat ze wanneer moeten doen.
6 Want alle dingen hebben hun eigen tijd. Want een mens overkomt veel ellende die hem door andere mensen wordt aangedaan.
7 Hij weet niet wat er in de toekomst gebeuren zal. Niemand kan hem dat vertellen.
8 Geen mens heeft macht over de wind. Niemand kan hem laten ophouden met waaien. En niemand heeft macht over de dood. Niemand kan hem tegenhouden wanneer hij komt. De strijd is al bij voorbaat verloren. Ook slechte mensen ontkomen niet.