11 Toen ze vlak bij Jebus waren en de zon al heel laag stond, zei de knecht: "Laten we in deze stad van de Jebusieten blijven overnachten."
12 Maar de man antwoordde: "We gaan niet naar een vreemde stad waar geen Israëlieten wonen. We zullen verder reizen tot Gibea.
13 Kom mee, we proberen om Gibea of Rama te bereiken en daar te overnachten."
14 Ze reisden dus verder. De zon ging al onder toen ze bij Gibea kwamen. (Gibea ligt in het gebied van de stam van Benjamin.)
15 Daarom besloten ze om in Gibea te overnachten. Toen ze daar aankwamen, gingen ze op het plein van de stad zitten, want niemand nodigde hen uit om bij hem te komen overnachten.
16 Maar er kwam een oude man thuis van zijn werk op het veld. Hij was van de stam van Efraïm, maar woonde in Gibea. Maar de bewoners van de stad waren van de stam van Benjamin.
17 Toen hij op het plein de reizigers zag zitten, vroeg de oude man: "Waar komen jullie vandaan en waar gaan jullie naartoe?"