8 Maar toen hij op de vijfde dag vroeg opstond om te vertrekken, zei de vader: "Eet eerst nog even wat." Zo werd het avond.
9 Toen de man opstond om met zijn vrouw en zijn knecht te vertrekken, zei de vader tegen hem: "Kijk, het wordt al avond. Zou je niet liever vannacht nog gezellig hier blijven? Dan drinken we eerst samen nog wat. Dan kun je morgen vroeg opstaan om naar huis te gaan."
10 Maar de man wilde niet nóg een nacht blijven en vertrok. Zo kwam hij in de buurt van Jebus (dat is Jeruzalem) met zijn twee ezels en zijn bijvrouw.
11 Toen ze vlak bij Jebus waren en de zon al heel laag stond, zei de knecht: "Laten we in deze stad van de Jebusieten blijven overnachten."
12 Maar de man antwoordde: "We gaan niet naar een vreemde stad waar geen Israëlieten wonen. We zullen verder reizen tot Gibea.
13 Kom mee, we proberen om Gibea of Rama te bereiken en daar te overnachten."
14 Ze reisden dus verder. De zon ging al onder toen ze bij Gibea kwamen. (Gibea ligt in het gebied van de stam van Benjamin.)