19 Samen reisden ze verder naar Betlehem. Toen ze Betlehem binnen kwamen, raakte de hele plaats in rep en roer. De vrouwen zeiden: "Hé, dat is toch Naomi?"
20 Maar Naomi zei tegen hen: "Noem mij maar geen Naomi [ (= 'mooi en vriendelijk') ] meer. Noem mij voortaan maar Mara [ (= 'bitter') ]. Want de Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt.
21 Toen ik vertrok, had ik alles. Maar met lege handen heeft de Heer mij teruggebracht. Waarom zouden jullie mij Naomi noemen? Want de Heer is tégen mij. De Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt."
22 Zo kwam Naomi terug met Ruth, de vrouw uit Moab die met haar zoon getrouwd was geweest. Het was net de oogsttijd van de gerst toen ze in Betlehem terugkwamen.