1 In Betlehem woonde een rijke man die familie was van Naomi's man Elimelech. Hij heette Boaz.
2 Ruth zei tegen Naomi: "Laat mij naar een akker gaan om graan te zoeken. Er is vast wel iemand die het goed vindt dat ik de halmen opraap die bij het oogsten op de grond zijn gevallen." Naomi antwoordde: "Dat is goed."
3 Ruth ging naar een akker en raapte de halmen op die achter de maaiers op het veld waren blijven liggen. Toevallig was ze op het veld van Boaz, die familie van Elimelech was.
4 Boaz kwam uit Betlehem naar zijn akker en groette de maaiers: "Gods zegen!" Ze antwoordden hem: "Gods zegen!"