1 [ Zacharia zegt: ] Vraag de Heer om regen in de lente. Dan laat Hij het bliksemen en regenen. Hij zal regen genoeg geven voor alle planten.
2 [ Vraag niet aan de afgoden om hulp! ] De afgoden bedriegen. Wat de waarzeggers zeggen is niet waar. Zij kunnen jullie niet helpen. Daardoor dwalen de mensen rond als schapen die geen herder hebben en worden ze mishandeld.
3 [ De Heer zegt: ] "Ik ben woedend op de leiders van mijn volk. Zij zijn slechte herders van mijn kudde. En Ik heb hen gestraft. Maar Ik zal naar mijn kudde toe komen, zegt de Heer van de hemelse legers. Ik zal Juda sterk en moedig maken, een sterk leger, trots en moedig als het paard van de koning in de strijd.
4 Uit Juda zal de belangrijkste bouwsteen van het gebouw ontstaan , de tentpin, de strijdboog, de machtigste heersers.
5 En de mannen van Juda zullen dappere helden zijn. Ze zullen hun vijanden vertrappen als vuil in de straten. Ze zullen strijden, omdat de Heer met hen is. Ze zullen zelfs vijanden te paard overwinnen.