1 Dit is wat Zacharia van de Heer moest zeggen over Hadrach en Damaskus. [ De Heer zegt: ] "Ik ben in het land [ van ] Hadrach. Ik woon ook in Damaskus. Want Ik let niet alleen op de stammen van Israël, maar op alle volken.
2 Ik let op Hamat dat aan Israël grenst, op Tyrus, op Sidon dat zichzelf zo wijs vindt.
3 Tyrus heeft wel een hoge muur rond de stad gebouwd, en verzamelt zoveel zilver en goud alsof het stof is,
4 maar Ik zal Tyrus laten veroveren. Ik zal de muren in zee storten. De stad zal worden verbrand.
5 Askelon zal het zien en bang worden. Ook Gaza en Ekron zullen beven van angst. Want wat zij hoopten, is niet gebeurd. Ze zullen bedrogen uitkomen. De koning van Gaza zal worden gedood. Askelon zal niet langer bewoond zijn.