3 Mensen en dieren, vogels en vissen, de godenbeelden en de mensen die die beelden aanbidden. Ja, Ik zal alle mensen uit dit land wegdoen, zegt de Heer.
4 Ik zal de bewoners van Juda en van Jeruzalem straffen. Alle godenbeelden voor Baäl, alle mensen die die beelden aanbidden en al hun priesters zal Ik doden.
5 Ook de mensen die op de daken van hun huizen de zon, de maan en de sterren aanbidden. En de mensen die zweren bij Mij, maar ook bij [ de afgod ] Moloch .
6 Ik straf al die mensen die Mij niet willen dienen, niet tot Mij willen bidden en niet naar Mij verlangen."
7 [ Zefanja zegt: ] Wees stil voor de Heer! De dag van zijn straf komt eraan. De Heer heeft een offermaaltijd klaargemaakt. Hij heeft zijn gasten al uitgenodigd.
8 [ De Heer zegt: ] "Op die dag straf Ik de koningen en hun zonen en alle mensen die buitenlandse kleren dragen .
9 Ook alle mensen die [ uit bijgeloof ] over de drempel springen en de mensen die het huis van de koning en van de leiders vullen met leugens en geweld.