2 Al zeggen anderen dat ik geen apostel ben, u kunt dat niet zeggen. U bent zelf het levende bewijs: de Here heeft zijn stempel op u gezet.
3 Dat is ook mijn verdediging tegenover mensen die menen over mij te mogen oordelen.
4 Mogen wij soms geen gebruik maken van het recht bij u te eten en te drinken?
5 Mogen wij niet een gelovige als vrouw meenemen op onze reizen? De andere apostelen en de broers van de Here Jezus doen dat ook. En Petrus doet het.
6 Zijn Barnabas en ik dan de enige apostelen die zelf ons brood moeten verdienen?
7 Hebt u wel eens gehoord van een soldaat die zijn eigen soldij moet betalen? Of van een wijnbouwer die zijn eigen druiven niet mag eten? Of van een herder die de melk van zijn eigen vee niet mag drinken?
8 Dit zijn maar enkele voorbeelden uit het dagelijks leven. Maar de wet van Mozes zegt hetzelfde.