5 Toen ik dus de onzekerheid niet langer kon verdragen, stuurde ik Timotheüs naar u toe om te zien hoe het met uw geloof was. Want ik zou het vreselijk vinden als de verleider, de duivel, u had verleid en al ons werk voor niets zou zijn geweest.
6 Nu is Timotheüs net teruggekomen met het goede nieuws dat uw geloof en liefde niet verflauwd zijn. Hij vertelde ons ook dat u nog steeds met vreugde aan ons bezoek terugdenkt en even sterk naar ons verlangt als wij naar u.
7 U zult wel begrijpen, broeders en zusters, wat een geruststelling uw geloof voor ons is, nu wij zoveel moeite en zorgen hebben.
8 Wij kunnen alles verdragen, zolang wij maar weten dat u zich niet van uw trouw aan de Here laat afbrengen.
9 Hoe kunnen wij God ooit genoeg voor u danken en voor de blijdschap die u ons in onze gebeden geeft?
10 Dag en nacht bidden wij vurig voor u en smeken wij God u weer te mogen zien om mee te werken aan de versterking van uw geloof.
11 Wat zou ik het fijn vinden als God, onze Vader, en onze Here Jezus ervoor zorgden dat wij bij u konden komen!