2 U weet immers dat de grote dag van de Here geheel onverwacht komt, als een dief in de nacht.
3 Terwijl de mensen zeggen: ‘Er is rust en vrede, er dreigt geen enkel gevaar,’ zal de vernietiging hen plotseling overvallen, zoals de weeën een zwangere vrouw. Zij zullen nergens heen kunnen vluchten.
4 Broeders en zusters, u leeft echter niet in het donker. Die dag zal u niet overvallen als een dief.
5 Want u bent allemaal kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij hebben niets te maken met de nacht en het donker.
6 Daarom moeten wij altijd op onze hoede zijn en niet slapen zoals de anderen. Kijk naar die dag uit en blijf nuchter.
7 In de nacht slapen de mensen en bedrinken dronkaards zich.
8 Maar laten wij die bij de dag horen, nuchter blijven. Wij moeten onszelf beschermen met het harnas van geloof en liefde, en met de helm van de hoop op het heil.