7 Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot het einde gelopen, het geloof behouden.
8 In de hemel wacht mij een krans, die de Here, de rechtvaardige rechter, mij op de grote dag van zijn terugkeer zal geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle mensen die vol verwachting naar zijn terugkeer uitkijken.
9 Probeer zo vlug mogelijk naar mij toe te komen,
10 want Demas heeft mij verlaten. Hij hield te veel van deze wereld en is naar Thessalonica gegaan. Crescens is naar Galatië gegaan en Titus naar Dalmatië.
11 Alleen Lucas is nog bij mij. Als je komt, breng dan Marcus mee, want ik heb hem nodig.
12 Tychikus is ook niet meer hier, want ik heb hem naar Efeze gestuurd.
13 Als je komt, vergeet dan niet de mantel mee te brengen die ik in Troas bij Carpus heb laten liggen. Neem ook de boekrollen mee en vooral die van perkament.