4 Ouders, behandel uw kinderen zo dat zij niet dwars en haatdragend worden. Voed ze zo op dat ze de Here leren volgen en liefhebben.
5 Slaven, gehoorzaam uw aardse meesters met eerbied en ontzag. Dien hen met heel uw hart, zoals u Christus dient.
6 Werk niet alleen goed als uw meester toekijkt, maar ook als hij u alleen laat.
7 Doe uw werk als een dienaar van Christus, die van ganser harte wil doen wat God vraagt.
8 U weet toch dat de Here u zal belonen voor alle goede dingen die u gedaan hebt, of u nu slaaf bent of vrij man.
9 Slaveneigenaars, u moet op uw beurt uw slaven goed behandelen. Spreek hen niet dreigend toe. U moet niet vergeten dat u zelf slaven van Christus bent. U hebt dezelfde Meester als zij en voor Hem bent u elkaars gelijken.
10 Ten slotte nog dit: word sterk door één met de Here te zijn en zijn grote kracht in u te laten werken.