1 De overige apostelen en de volgelingen van Jezus die in Israël woonden, hoorden dat nu ook mensen van een ander volk het woord van God hadden aangenomen.
2 Toen Petrus weer in Jeruzalem kwam, maakten de Joodse gelovigen hem het verwijt
3 dat hij met mensen van een ander volk was omgegaan en zelfs met hen had gegeten.
4 Petrus legde hun uit wat er precies gebeurd was. Hij vertelde eerst dat hij in Joppe had gelogeerd.