1 Op de Pinksterdag waren zij allemaal bij elkaar gekomen.
2 Ineens kwam er uit de hemel een geluid, alsof er een storm opstak. Het was in het hele huis te horen.
3 Zij zagen iets dat op tongen van vuur leek, vlammen die zich boven ieder van hen verspreidden.
4 Zij werden allemaal vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken: woorden die de Heilige Geest hun ingaf.
5 Met de feestdagen waren er in Jeruzalem vele gelovige Joden uit alle landen van de wereld.
6 Toen zij het geluid hoorden, liepen ze allemaal te hoop. Zij raakten in verwarring, omdat ieder van hen de apostelen in zijn eigen taal hoorde spreken.
7 Zij begrepen er niets van. ‘Dat zijn toch mannen uit Galilea?’ riepen zij verbaasd uit.