4 Ik heb de aanhangers van die nieuwe leer vervolgd en gedood. Zowel mannen als vrouwen heb ik geboeid naar de gevangenis gebracht.
5 De hogepriester en de gehele Hoge Raad zijn mijn getuigen. Zij hebben mij zelfs brieven meegegeven voor de Joodse leiders in Damascus. Ik ben daarheen gereisd om christenen op te sporen en geboeid naar Jeruzalem te brengen, zodat zij gestraft konden worden.
6 Toen ik op weg was naar Damascus en midden op de dag de stad naderde, werd ik plotseling omstraald door een felle lichtbundel, die uit de hemel kwam.
7 Ik viel op de grond en hoorde iemand tegen mij zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?”
8 “Wie bent U, Here?” vroeg ik.
9 “Ik ben de Jezus van Nazareth, die u vervolgt,” was het antwoord. De mannen die bij mij waren, zagen wel het licht, maar verstonden de stem niet.
10 “Wat moet ik doen, Here?” vroeg ik. En de Here antwoordde: “Sta op en ga de stad in. Daar zal u worden verteld wat er allemaal voor u geregeld is en wat u moet doen.”