1 Na vijf dagen kwam de hogepriester Ananias met enkele leden van de Hoge Raad en een advocaat, Tertullus, in Caesarea aan. Zij dienden bij de gouverneur een aanklacht in tegen Paulus.
2 Toen Paulus naar voren was geroepen, begon Tertullus zijn beschuldigingen met de volgende woorden: ‘Excellentie, u hebt ervoor gezorgd dat ons volk in vrede en rust kan leven. Dankzij uw vooruitziende blik zijn er allerlei hervormingen doorgevoerd.
3 Daar is ons hele volk u in alle opzichten dankbaar voor.
4 Neemt u ons niet kwalijk dat wij enige ogenblikken een beroep op uw welwillendheid doen. Daarom zal ik mijn betoog ook niet lang maken.