11 Zoals u zult kunnen nagaan, kwam ik pas twaalf dagen geleden in Jeruzalem aan om onze God te aanbidden.
12 Mijn aanklagers hebben mij met niemand zien discussiëren, mij nergens een oploop zien veroorzaken, noch in de tempel, noch in de synagoge, noch in de stad.
13 De dingen waarvan zij mij beschuldigen, kunnen zij niet bewijzen.
14 Maar ik geef toe dat ik de God van onze voorouders dien, volgens de richting die zij een partij noemen. Ik geloof alles wat er in de wet van Mozes en de Boeken van de profeten geschreven staat.
15 Evenals zij verwacht ik dat God zowel de goede als de slechte mensen na hun dood levend zal maken.
16 Daarom doe ik mijn best om voor God en de mensen altijd een zuiver geweten te houden.
17 Na jaren in het buitenland te zijn geweest, kwam ik in mijn land terug met geld voor de armen van mijn volk en offers voor God.