1 Saulus was het helemaal eens met het vonnis over Stefanus. Vanaf die dag kwamen de volgelingen van Jezus in Jeruzalem onder zware druk te staan. Zij werden zo hevig vervolgd dat zij moesten vluchten naar Judea en Samaria. Alleen de apostelen bleven nog in de stad.
2 Enkele gelovige mannen begroeven Stefanus en rouwden over hem.
3 Saulus deed zijn uiterste best de volgelingen van Jezus uit te roeien. Hij drong, niets en niemand ontziend, hun huizen binnen, sleurde mannen en vrouwen naar buiten en zette hen in de gevangenis.
4 De volgelingen die uiteengejaagd waren, spraken overal over Jezus en vertelden wat Hij had gedaan.
5 Filippus bijvoorbeeld, ging naar de stad Samaria en vertelde dat Jezus de Christus is.