3 Saulus deed zijn uiterste best de volgelingen van Jezus uit te roeien. Hij drong, niets en niemand ontziend, hun huizen binnen, sleurde mannen en vrouwen naar buiten en zette hen in de gevangenis.
4 De volgelingen die uiteengejaagd waren, spraken overal over Jezus en vertelden wat Hij had gedaan.
5 Filippus bijvoorbeeld, ging naar de stad Samaria en vertelde dat Jezus de Christus is.
6 De mensen die naar hem luisterden en zagen welke buitengewone dingen hij deed, hielden zich aan wat hij zei.
7 Boze geesten gingen, onder luid geschreeuw, weg uit de vele mensen die er last van hadden. Vele lammen en kreupelen werden genezen.
8 Het was dan ook niet verwonderlijk dat er grote vreugde in de stad heerste.
9 In de stad woonde een zekere Simon, die zich al langer met toverij bezighield en daarmee alle Samaritanen versteld deed staan. Hij deed erg gewichtig en zei dat hij een groot man was.