11 Als wij door de Levitische priesters en hun wetten gered hadden kunnen worden, waarom moest God dan Christus sturen? Een priester als Melchisedek en niet als Levi, Aäron en de andere priesters?
12 Immers als God een nieuw soort priester stuurt, moet zijn wet daarvoor veranderd worden.
13 Wij weten allemaal dat Christus niet bij de priesterstam van Levi hoort,
14 maar bij de stam van Juda, en Mozes heeft niet gezegd dat de mannen van díe stam priester moesten zijn.
15 Het is dus duidelijk dat God een andere weg is ingeslagen.
16 Christus, de nieuwe hogepriester van dezelfde rang als Melchisedek, is geen priester geworden op grond van afstamming, zoals de wet eist, maar op grond van zijn onvergankelijke leven.
17 Van hem staat er geschreven: ‘U bent de eeuwige priester, zoals ook Melchisedek mijn priester was.’