28 Dit gebeurde in Bethanië aan de overkant van de rivier de Jordaan, de plaats waar Johannes mensen doopte.
29 De volgende morgen zag hij Jezus aankomen. ‘Kijk,’ riep hij. ‘Het offerlam van God! Hij neemt de schuld van de wereld op Zich.
30 Hem bedoelde ik toen ik zei: “Na mij komt Iemand die belangrijker is dan ik, omdat Hij er eerder was dan ik.”
31 Ik kende Hem nog niet, maar ik ben gekomen om de mensen met water te dopen om Hem aan Israël bekend te maken.
32 Ik heb de Heilige Geest als een duif uit de hemel zien komen en Hij bleef op Jezus.
33 Toen wist ik nog niet dat Hij het was. Maar God had tegen mij gezegd: “Op wie u de Heilige Geest ziet neerdalen en blijven, dat is Hem. Hij zal de mensen dopen met de Heilige Geest.”
34 Nu ik dat gezien heb, ben ik ervan overtuigd dat Hij de Zoon van God is en wil ik daarvan getuigen tegenover de mensen.’