10 Maar wie 's nachts loopt, struikelt omdat het donker is.’
11 Even later zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga hem wakker maken.’
12 ‘De slaap zal hem goed doen, dan wordt hij vlug beter,’ zeiden de leerlingen.
13 Zij dachten dat Jezus had gezegd dat Lazarus lag te slapen. Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was.
14 Daarom zei Hij ronduit: ‘Lazarus is gestorven.
15 Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Kom, we gaan naar hem toe.’
16 Thomas, die ook wel Didymus werd genoemd, zei tegen de andere leerlingen: ‘Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.’