19 Er waren verscheidene Joden gekomen om Martha en Maria te troosten over het verlies van hun broer.
20 Zodra Martha hoorde dat Jezus er aankwam, ging zij Hem tegemoet. Maar Maria bleef thuis.
21 ‘Here,’ zei Martha tegen Jezus, ‘als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn.
22 Maar ik ben er zeker van dat God U ook nu zal geven wat U Hem vraagt.’
23 ‘Je broer wordt weer levend, Martha,’ zei Jezus.
24 ‘Ja, dat weet ik,’ antwoordde zij. ‘Hij zal weer levend worden als hij op de laatste dag uit de dood terugkomt.’
25 ‘Ik geef de doden het leven terug,’ zei Jezus tegen haar. ‘Ik ben Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is.