26 Jezus antwoordde haar: ‘Ik ben de Christus.’
27 Op dat moment kwamen zijn leerlingen eraan. Zij vonden het vreemd dat Hij met een vrouw sprak, maar geen van hen zei er iets van.
28 De vrouw liet haar kruik bij de put staan en ging de stad in. ‘Kom mee!’ riep zij naar de mensen.
29 ‘Er is daar Iemand die mij wist te vertellen wat ik mijn leven allemaal gedaan heb. Zou Hij de Christus kunnen zijn?’
30 De mensen liepen de stad uit om Hem te zien.
31 Ondertussen vroegen de leerlingen of Jezus iets wilde eten.
32 ‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’