30 De mensen liepen de stad uit om Hem te zien.
31 Ondertussen vroegen de leerlingen of Jezus iets wilde eten.
32 ‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’
33 ‘Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?’ vroegen ze elkaar.
34 Jezus antwoordde: ‘Mijn voeding is het doen van de wil van God, die Mij gezonden heeft, en het volbrengen van zijn werk.
35 Zegt men niet dat er pas vier maanden na de zaaitijd geoogst kan worden? Maar kijk eens rond! Overal liggen de velden rijp om te oogsten.
36 De maaier krijgt zijn loon al en haalt de eerste opbrengst voor het eeuwige leven binnen. Nu zijn de zaaier én de maaier blij.